Embassy of Mobility op DDW23
Creatief leider Joost van der Made over de stad die voor de mens te gebruiken is.
Niet technische oplossingen verzinnen, maar het grondig uitpluizen van wat mensen en de maatschappij werkelijk nodig hebben. Dat is volgens Joost van der Made de kernbezigheid van de Embassy of Mobility waarvan hij creatief leider is. “Mobiliteit is een middel, niet hét doel. We moeten ons vooral bezighouden met hoe leefbare steden en buitengebieden eruit komen te zien.”
Als je mobiliteitsoplossingen bedenkt, is het moeilijk alles helemaal goed te doen. Ook al zijn er factoren waar je eigenlijk helemaal niets aan kunt doen. Dat weet Joost van der Made maar al te best vanuit een vorige functie als Head of Concept Design & Innovation bij de Nederlandse Spoorwegen. “Daar werd enorm veel onderzoek gedaan naar hoe iemand een reis beoordeelt. Lang verhaal kort: zo’n 70 procent van dat oordeel heeft te maken met emotionele factoren, ook over delen waar de vervoerder helemaal niet verantwoordelijk voor is. Dan heb je het over het weer en of er bijvoorbeeld een aardige persoon naast je zat in de trein. Punctualiteit speelt in dat oordeel natuurlijk ook een rol, maar daarbij was iets vreemds aan de hand: scoor je boven de 84 procent in punctualiteit, win je daar niet of nauwelijks meer tevredenheid mee. Sterker nog: als je rond de 100 procent scoort, schep je daar een torenhoge verwachting mee, waarna de reiziger extreem ontevreden is zodra de score eens niet 100 procent is.”
Maakkracht
Punt van het bovenstaande betoog: voor de creatief leider van de Embassy of Mobility zijn kilometers, reizigersaantallen, percentages en andere cijfers niet leidend. “Maakkracht is voor mij dat je in staat bent terug te gaan naar de kern van het echte probleem en de waardes die je verbindt aan mogelijke oplossingen. Vanuit daar kun je kaders stellen in je ontwerpopdracht en een visie toepassen. Vervolgens is de vraag welk beleid je nodig hebt: waar heb je een wortel nodig en waar juist een stok? Wat belangrijk is te realiseren is dat mobiliteit en mobiliteitsmiddelen niet hét onderwerp zijn. Dat zijn slechts middelen. We moeten op een integrale manier kijken naar hoe we steden en buitengebieden leefbaar kunnen maken. Doe je dat niet vanuit ontwerp- of maakkracht, ben je stuurloos.”
Gedragsverandering
Als een ontwerper grondig te werk gaat vanuit die maakkracht, voorkom je daarmee veel extra ingrepen in de toekomst. “Wat je wilt voorkomen, is dat we straks allemaal prachtige groene steden hebben ingericht vanuit het principe van voorrang aan de wandelaar, maar dat mensen vanuit hun gedrag daar niet in mee zijn gegaan. Mobiliteitsgedrag is een weerbarstig onderwerp. Als je nieuw gedrag wilt bevorderen, moet je een heel duidelijk beeld hebben van hoe dat gedrag eruit komt te zien”, stelt Van der Made.
“Men zegt wel eens dat we minder innovatief worden in vergelijking met emerging economies. Dat komt deels omdat we al best tevreden zijn met hoe het hier allemaal gaat. Er is een soort acceptatie ontstaan dat dingen gewoon zo zijn als ze zijn. Onze wensspier wordt daardoor slap. Dat merk je ook als je mobiliteitsoplossingen bedenkt. Bij nieuw mobiliteitsgedrag voelen en ervaren mensen na drie tot zes weken de voordelen. Pas dan komt er een kentering en gaan gebruikers ook emotioneel overstag.”
Obstakels weghalen
Om die tijdsspanne te verkorten, is het volgens Van der Made belangrijk zoveel om mogelijk obstakels weg te halen en verleiding juist groter te maken bij andere, betere vormen van mobiliteit. “Als je de reis van de toekomst wilt ontwerpen, maak hem dan vanuit een concrete visie waarin je al die obstakels en verleidingen meeneemt. Dat kunnen financiële obstakels of prikkels zijn, maar vaak ook simpele dingen als hoe makkelijk het is om een reis te plannen, hoeveel informatie je onderweg krijgt, hoe prettig de plekken zijn waar je kunt overstappen. Dankzij ontwerpkracht kun je dit opdienen op een manier waarbij je het niet hebt over auto’s, bussen, treinen of fietsen, maar over jouw reis.”
Stepjes
Om dan toch een concreet vervoersmiddel met potentie te noemen: elektrische stepjes. “Dat is misschien een controversiële. In Parijs werd de introductie van die dingen namelijk één groot drama”, zegt de creatief leider. “Ze liggen overal midden op de stoep en je breekt er echt je nek over. Het was ook niet verrassend dat het op die manier ging. In Berlijn hebben ze simpelweg een aantal marktpartijen erop losgelaten en gedacht dat de markt het vervolgens zelf allemaal wel zou regelen. Het is voor mij een mooi voorbeeld dat je dit soort nieuwe vervoersmiddelen moet inbouwen -of ontwerpen- in een heel systeem. Pas dan kan het een nuttige rol gaan spelen in het hele palet aan mobiliteitsopties. Je zou bij die stepjes bijvoorbeeld een algemeen plaatselijke verordening moeten hebben waarin staat welke grenzen er zijn rond het gebruik ervan. En zorg dat je goede stallingsplekken op logische plekken ontwerpt waar je die dingen op een veilige, prettige manier kunt neerzetten. Misschien moet je ook kijken naar andere benodigde infrastructuur, beleids- en verkeersregels en kweek een duidelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Kijk kortom naar het totaalplaatje. Want die stepjes kunnen als je het mij vraagt best een nuttige functie hebben. Als je bijvoorbeeld met de auto naar de rand van een stad rijdt en het teveel gedoe vindt om met de fiets verder te reizen, dan is zo’n step fantastisch. Je moet er alleen voor zorgen dat het een logische functie krijgt in de hele reis.”
Ruimteprobleem
Een speerpunt in de zoektocht naar meer leefbare steden, is volgens Van der Made de manier waarop we ruimte gebruiken. “Het elektrificeren van auto’s is an sich prima”, stipt Van der Made in dat kader aan. “Maar in die omslag zie je dat elektrische auto’s vaak veel te groot zijn. Neem een Hyundai IONIQ 5, dat lijkt een middenklasse elektrische auto, maar is echt een opgeblazen XXL-model. We weten dat er gemiddeld maar 1,4 persoon in een auto wordt vervoerd. Hartstikke mooi dus, zo’n enorme elektrische auto, maar daar los je het ruimteprobleem in de steden niet mee op. Ook dit is wat mij betreft een voorbeeld waar we ons over moeten gaan buigen: hoe zorg je ervoor dat je op een meer efficiënte manier met ruimte omgaat? En hoe voorkom je dat enorm veel pk’s worden verspild aan een weliswaar elektrische, maar veel te grote auto’s?”
Expo’s in DONNA
In DONNA op Strijp-S zijn tijdens Dutch Design Week (DDW) verschillende innovatieve ontwerpen te zien rond het thema Mobility waar dit soort en andere kwesties worden onderzocht, zoals Mobipolis. “Dat is een game die speciaal voor DDW in extra groot formaat is uitgevoerd, waarmee bezoekers spelenderwijs mobiliteit in de stad kunnen herontwerpen en ervaren wat de gevolgen zijn van de keuzes die ze maken. Volgens UUM (Unlimited Urban Mobility, de ontwikkelaar van het spel, red.) leer je zo spelenderwijs over mobiliteit en duurzame gebiedsontwikkeling. Het spel draait om de balans vinden tussen snelle ontwikkelingen en het waarborgen van de bereikbaarheid.”
Van der Made stipt ook het Innovatieprogramma Active Living aan. “Dat is een Living Lab over een beweegvriendelijke leefomgeving. Het programma heeft grote ambities om lopen in de stad -en tijdens DDW- aantrekkelijker te maken. Maar dit is nog maar een fractie van wat we vanuit de Embassy of Mobility gaan laten zien.”
"We moeten hoe dan ook weer gaan redeneren van uit de mens."— Joost van der Made
Onderzoeken, verkennen en testen tijdens DDW
Tijdens DDW onderzoekt, verkent en test de Embassy of Mobility verder verschillende mobiliteitsmogelijkheden in Eindhoven. “Er zijn dan 400.000 bezoekers op pad, wat een mooie aanleiding is om te kijken hoe je bijvoorbeeld de mobiliteit tussen het Centraal Station en het Ketelhuisplein kunt verbeteren”, aldus Van der Made. “Dat is een meerjarig traject en zullen we ook de komende edities van DDW gaan uitvoeren. We gaan daarbij uit van het STOMP-principe. Dat staat voor Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, MaaS (Mobility as a Service, red.) en de Privéauto. Je zult een samenhang van die mobiliteitsvormen nodig hebben om tot ideale oplossingen te komen.”
“We moeten hoe dan ook weer gaan redeneren van uit de mens”, vervolgt Van der Made. “Daarmee bedoel ik ook dat je niet alleen moet denken aan gebruikers, maar ook de niet-gebruikers van mobiliteitsmiddelen. Om hen gaat het net zozeer. Je moet er ook over nadenken wat de introductie van nieuwe reismanieren voor hen betekent. We willen ruimte immers teruggeven aan alle mensen, zodat ze in de stad en daarbuiten beter met elkaar verbonden kunnen zijn.”