Hoe werken we samen aan de grote ruimtelijke opgaven?
Nederland staat voor grote ruimtelijke opgaven, opgaven die vragen om nieuwe meer integrale manieren van (samen)werken. Maar hoe doen we dat? Hoe maken we dat aantrekkelijke toekomstbeeld tot realiteit? En wat vraagt dat van het samenspel van ontwerp, wetenschap en beleid? Deze vragen stonden centraal in de Maakruimte voor Mooi NL Talk die plaatsvond tijdens DDW23 op 27 oktober.
Tijdens deze talk werd onder meer duidelijk dat het gaat om bubbels doorbreken, het echt willen werken aan de grote opgaven waar we voor staan. De talk was de afronding van een dag die in het teken stond van de learning community Maakruimte voor Mooi Nederland, een onderdeel van het landelijke programma Mooi Nederland. Voorafgaand aan die talk waren er tours langs verschillende projecten van Dutch Design Week 2023 (DDW23).
Een honger naar een antwoord op de vraag ‘hoe gaan we het doen?’. Dat zag Gido ten Dolle hoofd afdeling Ruimtelijke Kwaliteit bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) tijdens de tour die middag. “Het is niet alleen maar het ophalen van kennis over hoe het ook kan.” Als manager van het programma Mooi Nederland nam Ten Dolle, net zoals vorig jaar, samen met ambtenaren, beleidsmakers, onderzoekers en ontwerpers deel aan een tour over DDW. “We kwamen toen bijvoorbeeld langs een maquette van het huis gebouwd van biobased materialen. Dan merk ik dat we elkaar niet meer hoeven te overtuigen dat dat de toekomst is, maar dat het veel meer gaat over de vraag: waar beginnen we?”
De ontwerp dialoog
Moderator Jetske van Oosten, auteur van het boek Maakkracht en kwartiermaker van de Maakruimte voor Mooi NL community leidt het panelgesprek in. Op het podium nemen plaats: Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving, Roel Schoenmaker, ontwerper bij Cascoland, Ziega van den Berk, Landschapsarchitect bij MUST stedenbouw, en Bregje van Wesenbeeck, wetenschappelijk directeur bij Deltares, expert Nature-based Solutions en associate professor bij de Technische Universiteit Delft en jurylid van de EO-Wijers prijs.
Volgens Van Oosten is de ontwerpende aanpak een samenspel tussen ontwerp, wetenschap en beleid. De Jonge promoveerde in 2009 met het proefschrift: Landscape between Politics and Science. Van Oosten: “Dat is nog steeds ontzettend actueel.” In haar proefschrift duidt De Jonge het onderscheid tussen ontwerp, politiek denken en doen, en wetenschappelijk denken en doen. De Jonge: “Ik kwam erachter dat ontwerpen eigenlijk een denkbeweging is tussen creatieve verbeelding – dat zal niemand verbazen – en de vraag of dat wat je hebt verbeeld beter is dan wat er al is. Je moet beoordelen of het een goed voorstel is. Niet één keer, maar net zo vaak totdat je voor jezelf denkt: dit is goed genoeg.” De Jonge noemt dit de ‘ontwerp dialoog’.
Bespreken van dilemma’s
Van den Berk studeerde af aan de Academie van Bouwkunst met het agenderende ontwerp: Doggersland, kraamkamer van de Noordzee. Daarmee probeerde ze een windpark zo goed mogelijk te ontwerpen vanuit het perspectief van het zeeleven en de intrinsieke waarden van dat landschap, of beter gezegd: zeeschap. Ze gaf het project een vervolg door met Ambassade van de Noordzee mee te doen aan een tender. “Wij wilden laten zien hoe we een rechtvaardig windpark eruit ziet.” Echter, tijdens het schrijven van de tender werd duidelijk dat alle dilemma’s die onlosmakelijk verbonden zijn aan de energietransitie gewoon niet worden besproken en nergens terug te vinden zijn in de tenders. Dat werd vervolgens het doel: zorgen dat al die dilemma’s op de bureaus komen van de mensen die erover gaan.
“We weten gewoon niet wat de effecten zijn als we de Noordzee gaan volbouwen”, zegt Van den Berk, “Maar ondanks dat we dus zeker weten dat we dat niet weten, geven we niet voldoende geld uit aan onderzoek om daarachter te komen. Daarom was ons pleidooi ook: stop even, neem even pauze. Zorg dat het onderzoek synchroon loopt met het uitrollen van die opgave, zodat je er gaandeweg van leert en je wel weet wat de consequenties zijn van je ontwerp.” Van Oosten: “Gebruik dus de wetenschappelijke kennis en maak ethische keuzes gezamenlijk en doordacht. Maak je afwegingen helder en transparant, want er zal altijd een soort schade zijn, die schade moet je afwegen in de gehele context.”
Crises koppelen
Vanuit de zaal komt de vraag over de aandacht voor het langetermijn-effect van de klimaatcrisis. Omdat de aandacht zicht vaakt richt op de problemen op korte termijn, zo stelt de vrager. Van Wesenbeeck: “Ik vind echt dat we al die verschillende crises met elkaar moeten koppelen. Ik zeg altijd: we kunnen onszelf CO2-neutraal en biobased heel goed helemaal om zeep helpen, als we de biodiversiteitscrisis niet meenemen. Het is niet of, of, het zijn geen verschillende dingen. Je moet dit echt als een geheel meenemen. Doe je dat niet, dan schiet je in je eigen voet.”
Met een achtergrond als ecoloog werkt Van Wesenbeeck veel aan waterveiligheid en aan waterklimaatadaptatie. “Ik zie allerlei projecten onder geweldig mooie vlaggen bomen planten waarbij ze hele ecosystemen kapot maken en hele watercycli in een gebied vernielen. Het enige wat je kan doen is adviseren er experts bij te halen. Mensen die kennis hebben van die systemen, voordat je dat soort dingen gaat doen.”
De kracht van de gemeenschap
Hoe je dan vervolgens tot actie komt, laat Schoenmaker, van het ontwerperscollectief Cascoland, zien in zijn werk in de Amsterdamse wijk de Van Deysselbuurt (Tegenlicht aflevering: Maak t Simpel) en het initiatief Lab&Kitchen. Schoenmaker: “We werden op een gegeven moment benaderd als ontwerpers door de WUR (Wageningen University & Research) en de Universiteit van Mexico, om op basis van onze ontwerpen met gemeenschappen een brug proberen te slaan tussen wetenschap en de samenleving.”
“Wat wij als ontwerpers kunnen, is door de kracht van verbeelding en ons voorstellingsvermogen een taal te ontwikkelen tussen verschillende kennisbronnen. Aan de ene kant is er wetenschappelijke kennis over het verdwijnen van onze regenwouden, wat onder meer komt door onze voedselsystemen. Aan de andere kant is er de kennis van de mensen die er wonen.” Cascoland ontwikkelde een keukentafel waar wetenschappers, creatieven, boeren en lokale gemeenschappen samen koken. “De keukentafel als een metafoor voor de communicatie die we allemaal dagelijks hebben, met onze families rondom de tafels. Daarbij combineren we wetenschappelijke kennis met de kennis van boeren, maar ook vooral zodat ook die ‘boerenkennis’ gedeeld wordt met de wetenschappers. Zo ontstaat er begrip dat deze twee partijen eigenlijk hetzelfde doel hebben, namelijk het verbeteren van een omgeving.”
Mogelijk maken om te bewegen
Terug naar de vraag van Ten Dolle. De Jonge: “Ik denk dat we nog zo ontzettend vastzitten in het idee dat de wereld maakbaar is. Dat wij voor een grote opgave denken dat er één grote oplossing is. We stellen geen fundamentele vragen over bijvoorbeeld eigendom of maakbaarheid. Op de vraag van Gido, die toch graag van ontwerpers een advies wil over de goede richting, kan ik geen antwoord geven. Ik weet wel dat ik het niet alleen kan, en dat het me alleen lukt door in dialoog met de wetenschap en met mensen die heel veel praktijkkennis hebben, stapje voor stapje, vanuit een moreel kompas, de goede kant op te bewegen. Wat ik dan fijn zou vinden, is een overheid die het mogelijk maakt om te bewegen. Een overheid die zegt: ‘We bepalen met elkaar de goede richting’. Dat betekent dat we een heleboel zekerheden ook los moeten laten en dat is doodeng. We kunnen immers niet van a naar b met regels van a.”
Bubbels doorbreken
De Jonge: “Uit allerlei onderzoeken blijkt dat als 20 procent van de mensen het anders ziet, wil en doet, dat je dan dat sociale tipping point hebt bereikt. Er zijn onderzoeken die laten zien dat we eigenlijk al over die 20 procent heen zijn.” Zo zei Matthijs Schouten, bijzonder hoogleraar ecologie en filosofie van het natuurherstel aan de WUR en boeddhistisch leraar, tijdens een lezing waarbij De Jonge de dag ervoor aanwezig was. “Die 20 procent is verdeeld in bubbels die bij elkaar opgeteld al meer dan 20 procent zijn. Alleen die bubbels weten elkaar niet te vinden. Dus laten we vooral proberen onze eigen bubbels te doorbreken!”