Met elkaar bepalen wat de toekomstige mobiliteit is
In gesprek met deskundigen. “Want als het over mobiliteit gaat is iedereen deskundig”, dat is wat curator Rob Adams wil, tijdens de conferentie van Embassy of Mobility. Hij wil vooral veel leren, de vragen horen die er leven. “Alleen door te leren, brengen we de toekomst dichterbij.”
“Mobiliteit is een onderwerp dat leeft.” Op het podium zit een panel dat werkt aan experimenten als Blik voor Groen, dat de ruimte voor auto’s vervangt met groen, en de 15 minuten stad, dat onderzoekt welke faciliteiten in de buurt ervoor zorgen dat bewoners van een stad hun bewegingen gaan beperken tot 15 minuten.
Wethouder Monique List, Tim Daniels (programmamanager Brainport), Edwin Heesakkers (directeur EIT Urban Mobility), Stan Kerkhofs (Living Lab specialist bij Corporate Innovatie Programma van Rijkswaterstaat) en hoogleraar Mobility Design Matthijs van Dijk van de TU Delft schuiven samen met ontwerpers Ivo Hulskamp, van ontwerpstudio Bygg Architecture & Design en Lucas Zoutendijk, van multidisciplinair onderzoeks- en projectbureau Studio 1:1 aan op het podium, er ontstaat een soort talkshow setting.
Er komen reacties als: “Moet de auto helemaal verbannen worden? De auto heeft ook veel vrijheid gebracht.” Er zijn mensen die willen meedenken hoe je beter kunt omgaan met mobiliteit. “Wat willen die mensen en waar zijn ze gelukkig mee?” Of reacties als: “In Nederland is toch alles binnen 15 minuten te bereiken? Wat komt ervoor terug als we geen auto’s in de wijk hebben?” Of: “Waarom is de auto-industrie niet in de ambassade vertegenwoordigd?” Een vraag vanuit iemand die werkt bij Volkswagen. Adams: “Dat is niet bewust, dus hierbij de uitnodiging om aan te sluiten.”
Humanity centered
Waar het volgens Adams omgaat, is dat we anders tegen mobiliteit aan gaan kijken. “Jullie zijn allemaal gebruikers en experts. Of experts in wording.” Maar Adams waarschuwt ook: “Je bent expert op basis van ervaringen van het verleden. Data uit de toekomst bestaat nog niet. De wereld van mobiliteit verandert ontzettend snel. Twee jaar geleden was de conferentie voor het eerst. Vorig jaar was er geen vanwege covid. Als covid ons één ding heeft geleerd, is dat bepaalde steden – zoals Parijs, Milaan, Venetië – veel leefbaarder werden, simpelweg omdat er minder mobiliteit was.”
“Hier op Dutch Design Week zie je veel user centered design, maar ik denk dat dat een verkeerde afslag is. User centered design leidt er toe dat we dingen gaan maken waar mensen nu behoefte aan hebben. Ik denk dat we meer naar humanity centered design moeten gaan. Dat je de toekomstige generaties centraal stelt in je ontwerp en kijkt wat de impact op die generatie is.”
Dat systeem rondom mobiliteit, waarin de auto een belangrijke plek inneemt, moet veranderen. “Maar”, benadrukt Adams, “het gaat er niet om de auto te verbannen. We moeten er anders mee omgaan.”
Probleem instandhoudende interactiepatronen
Hoogleraar Matthijs van Dijk neemt het publiek mee in een verkenning, die hij ‘Tomorrow better’ noemt. Het is volgens hem en zoektocht naar een nieuw evenwicht in interactiepatronen. In de wisselwerking met de natuur heeft volgens Van Dijk het ‘mens-denken’ de overhand gekregen. “Dat moet teruggeduwd worden, wij zijn een deel van de relatie.” Hij pleit voor een vrijheid, waarin we samen kijken naar wat de gewenste situatie is, niet alleen voor een individu, maar voor zijn relatie met zichzelf, anderen, de omgeving en tijd en de interacties tussen deze relaties. “We moeten mobiliteit behandelen als een relatie.”
Daarbij noemt Van Dijk het begrip PIHIPS: probleem instandhoudende interactiepatronen. “Die moeten doorbroken worden.” Hij noemt als voorbeeld een wijk in de Amerikaanse stad Philadelphia. “Een wijk met een enorm hoge gun violence. Aanvankelijk werd daar geprobeerd dat geweld te verminderen door wapens weg te halen. Dat hielp niet. Nu hebben ze de verwaarloosde gebieden opgeknapt en is er op sommige plekken 30 procent minder geweld.”
Volgens Van Dijk is het interessant dat als je aan de ene kant iets doet, het een effect heeft op een andere relatie. “We moeten veel complexer gaan denken over dat wat mobiliteit is.” Met een foto van houten autootjes en bootjes vraagt Van Dijk het publiek wat er te zien is. “Waarschijnlijk zie je mobiliteit als in auto’s en boten. Maar dit is speelgoed dat een vluchtelingencollectief verkoopt als middel voor hun bestaansrecht hier in Nederland.” Vandaar de titel van zijn lezing Tomorrow Better. “Wij gaan met zijn allen werken aan een betere mobiliteit van morgen.”
Start-ups
Voor Edwin Heesakkers is het belangrijk dat wat er gedaan wordt aan experimenten, niet bij testen blijft. “We willen er start-ups omheen bouwen die de ideeën gaan vermarkten.” Zoals de twee initiatieven in Amsterdam. Ontwerpster Tessa Steenkamp introduceerde daar twee initiatieven. Eén in Amsterdam Noord, waar de komende vijf jaar een bouwput is, om de stad autoluw te maken. In de overgang daar naartoe bedachten ontwerpers met de buurt wat ze konden doen om in de avonden en in het weekend het toch leefbaarder te maken. Er kwam het ideeën van een speeltuin van verrijdbare bouwhekken. Een tafeltennistafel, eentje die je kan openklappen als winkeltje, en een waarmee je een volleybalveld maakt. Een ander initiatief zijn de Dappere Bomen, aan het Dapperplein. Een plein waar zes dagen per week een markt is. Als er geen markt is, is het een afsfaltplek waar de auto’s overheen racen. “Elke zondag worden de verrijdbare bomen verplaatst.”
Energiedrager
Een medewerker van Lightyear voegt toe dat we ook anders naar de auto kunnen gaan kijken. “De auto kan onderdeel worden van het electric grid, als energiedrager, om problemen op te lossen. Of een deelautosysteem zodat er meer mensen gebruik van kunnen maken. Wij denken dat als je zorgt dat je op een schone manier kunt rijden, dan is het niet meer erg dat we ons verplaatsen. En we moeten het toegankelijker maken voor iedereen. Dat is in een deelsysteem mogelijk.”
Uit-huis-werkplekken
Stan Kerkhofs introduceert een experiment waar Rijkswaterstaat en de Embassy mee starten: de uit-huis-werkplekken. “We kunnen wegen verbreden om het mobiliteitsprobleem op te lossen, maar je kunt er ook voor zorgen dat mensen de snelweg niet op hoeven.”
Voor Kerkhofs is het heel raar dat er in het wegennet een onderverdeling is naar hoofdwegen – de snelwegen – en een onderliggend netwerk. Hij wil als Rijkswaterstaat een andere rol. Vanuit gelijkwaardigheid. Het experiment met de uit-huis-werkplekken heeft volgens Kerkhofs het meeste effect op het gebruik van de snelweg. “We zijn gewend aan thuiswerken met alle nadelen van dien. Mensen met kinderen herkennen dat wel. Of mensen met een slecht bureau. Er was vereenzaming. Toch waren er ook voordelen. We willen zorgen dat mensen wel uit huis gaan, maar niet de snelweg op hoeven.”
Kerkhofs: “Ik denk dat als je de plek gaat bouwen voor de toekomst, dat mensen ervaren dat het beter wordt, dat ze zien dat het ook zo kan. Misschien ben ik een idealist, maar als we mensen die weinig geld hebben weten te bewegen dan hebben we een sociale transitie. Je hebt misschien wat ‘zuur’ – als in parkeervergunningen – nodig om dingen op gang te brengen, maar ik geloof heel erg in de kracht dat het echt kan.”